DISC-test

Samenvatting Artikel
Applicant Tracking Systemen (ATS)

Als onderdeel van onze toewijding om persoonlijke groei en zelfontdekking te bevorderen, bieden we deze DISC-test gratis aan. Deze test is ontworpen om u inzicht te geven in uw gedragsvoorkeuren en persoonlijkheidstype volgens het DISC-model (Dominantie, Invloed, Stabiliteit, Consciëntieusheid).

Deze DISC-test is een krachtig hulpmiddel dat kan bijdragen aan een beter begrip van jezelf en anderen om je heen. Het kan je helpen inzicht te krijgen in je eigen gedragsstijlen, hoe je op anderen overkomt, hoe je reageert onder druk en hoe je effectief kunt communiceren met verschillende persoonlijkheidstypes.

DISC-test gebruiksaanwijzing

Om tot een goed beeld te komen van gedragsstijl en ‘dominante kleur’ hebben we deze gebruiksaanwijzing:

  • Eerlijk zijn: Het doel van deze DISC-test is om u te helpen uzelf beter te begrijpen. Wees eerlijk in uw antwoorden, zelfs als u zich niet volledig comfortabel voelt bij het erkenning geven aan bepaalde aspecten van uw persoonlijkheid. Er zijn geen “juiste” of “verkeerde” antwoorden.
  • Ga af op uw eerste instinct: Probeer niet te veel na te denken over uw antwoorden. Vaak is uw eerste reactie de meest accurate.
  • Denk aan uw consistent gedrag: Bij het kiezen van uw antwoorden, denk aan hoe u zich meestal gedraagt in verschillende situaties. Niet hoe u zich zou willen gedragen of denkt dat u zich zou moeten gedragen.
  • Vermijd neutrale antwoorden: Als het mogelijk is, probeer een keuze te maken tussen de opties, zelfs als u zich in meer dan één kunt vinden. Het doel is om de kenmerken te identificeren die het meest dominant zijn in uw gedrag.
  • Neem de tijd: Hoewel het belangrijk is om af te gaan op uw eerste instinct, is het ook nuttig om de tijd te nemen en na te denken over uw antwoorden als u onzeker bent.
  • Gebruik de resultaten als een gids, niet als een absoluut oordeel: Het DISC-model is een hulpmiddel voor zelfinzicht, geen definitieve beoordeling. Gebruik de resultaten om uw sterke punten te benadrukken, te werken aan potentiële verbeterpunten en beter te leren omgaan met anderen.
  • Reflecteer op uw resultaten: Nadat u uw resultaten heeft ontvangen, neem de tijd om erover na te denken. Zijn er resultaten die u verrast hebben? Hoe kunt u deze inzichten gebruiken om uw communicatie en relaties te verbeteren?
  • Vraag feedback: Overweeg om uw resultaten te delen met mensen die u vertrouwt en vraag hun feedback. Zien zij dezelfde gedragsstijlen in u? Hun input kan u helpen uw zelfbewustzijn verder te vergroten.

DISC-test vragen

  1. Als je aan een nieuw project begint, wat doe je dan het liefst?
    A) Je neemt de leiding en stelt de doelen vast. (D)
    B) Je zorgt ervoor dat iedereen betrokken en enthousiast is. (I)
    C) Je neemt de tijd om een gedetailleerd plan te maken. (C)
    D) Je werkt gestaag door, vertrouwend op bewezen methoden. (S)
  2. Wanneer je voor een uitdaging staat, is je eerste reactie om:
    A) Meteen actie te ondernemen en het probleem aan te pakken. (D)
    B) Met anderen te praten en hun ideeën en meningen te krijgen. (I)
    C) De situatie grondig te analyseren voordat je een beslissing neemt. (C)
    D) Geduldig te zijn en te wachten tot de beste oplossing duidelijk wordt. (S)
  3. Als je een team leidt, hoe zou je dan het liefst willen dat je teamleden je zien?
    A) Als een sterke en besluitvaardige leider. (D)
    B) Als een vriendelijke en toegankelijke teamgenoot. (I)
    C) Als een zorgvuldige planner en organisator. (C)
    D) Als een stabiele en betrouwbare steunpilaar. (S)
  4. Hoe voel je je het meest op je gemak bij het nemen van beslissingen?
    A) Snel en zelfverzekerd, vertrouwend op je instinct. (D)
    B) Op basis van persoonlijke gevoelens en de impact op anderen. (I)
    C) Na grondige analyse en overweging van alle details. (C)
    D) Door zoveel mogelijk harmonie en consensus te behouden. (S)
  5. Hoe ga je om met verandering?
    A) Je ziet het als een kans om dingen te verbeteren. (D)
    B) Je bent enthousiast en zoekt naar nieuwe mogelijkheden. (I)
    C) Je analyseert de situatie en plant zorgvuldig je aanpak. (C)
    D) Je waardeert stabiliteit en probeert verstoringen te minimaliseren. (S)
  6. Welke rol neem je meestal aan in een team?
    A) Je neemt de leiding en zorgt ervoor dat doelen worden bereikt. (D)
    B) Je moedigt anderen aan en maakt het werk leuk. (I)
    C) Je zorgt ervoor dat de taken correct en efficiënt worden uitgevoerd. (C)
    D) Je ondersteunt je teamgenoten en zorgt voor harmonie. (S)
  7. Hoe reageer je op druk en stressvolle situaties?
    A) Je gaat de uitdaging aan en neemt het hoofd op tegen de druk. (D)
    B) Je probeert de stemming licht en positief te houden. (I)
    C) Je concentreert je op het werk dat gedaan moet worden en let op de details. (C)
    D) Je blijft kalm en stabiel, ook al verandert de situatie. (S)
  8. Wat geeft je energie in je werk?
    A) Uitdagingen aangaan en resultaten bereiken. (D)
    B) Interactie met anderen en een positieve sfeer creëren. (I)
    C) Problemen oplossen en alles op orde krijgen. (C)
    D) In een stabiele omgeving werken en anderen helpen. (S)
  9. Hoe pak je het liefst een groot project aan?
    A) Je stelt ambitieuze doelen en gaat er met volle kracht voor. (D)
    B) Je maakt het een teaminspanning en betrekt iedereen bij het proces. (I)
    C) Je maakt een grondig plan en volgt het stap voor stap. (C)
    D) Je verdeelt het in beheersbare taken en werkt gestaag door. (S)
  10. Wat frustreert je het meest op het werk?
    A) Obstakels die je vooruitgang in de weg staan. (D)
    B) Negatieve attitudes en gebrek aan teamgeest. (I)
    C) Onnauwkeurigheden en gebrek aan planning. (C)
    D) Onnodige veranderingen en onzekerheid. (S)
  11. Hoe communiceer je het liefst met collega’s?
    A) Direct en to the point. Je zegt wat er moet gebeuren. (D)
    B) Open en persoonlijk. Je deelt ideeën en luistert naar anderen. (I)
    C) Grondig en gedetailleerd. Je zorgt ervoor dat iedereen alle informatie heeft. (C)
    D) Respectvol en ondersteunend. Je zorgt ervoor dat iedereen zich op zijn gemak voelt. (S)
  12. Hoe pak je problemen aan?
    A) Je zoekt naar de snelste en meest efficiënte oplossing. (D)
    B) Je brainstormt en deelt ideeën met anderen. (I)
    C) Je analyseert het probleem grondig en maakt een plan. (C)
    D) Je benadert het stap voor stap, vermijdt risico’s en zorgt voor stabiliteit. (S)
  13. Wat motiveert je om je best te doen?
    A) De mogelijkheid om resultaten te zien en te slagen. (D)
    B) De kans om samen te werken met anderen en een positieve impact te hebben. (I)
    C) De kans om een uitdaging aan te gaan en een grondige taak uit te voeren. (C)
    D) De kans om in een stabiele omgeving te werken en consistentie te bieden. (S)
  14. Hoe reageer je als je een fout maakt?
    A) Je erkent het en zoekt meteen naar een oplossing. (D)
    B) Je bespreekt het met anderen en vraagt om hun inzichten. (I)
    C) Je analyseert de fout en maakt een plan om deze te corrigeren. (C)
    D) Je probeert de situatie stabiel te houden en zorgt ervoor dat het probleem niet escaleert. (S)
  15. Hoe geef je feedback aan anderen?
    A) Direct en duidelijk, je zegt wat je denkt. (D)
    B) Op een positieve, bemoedigende manier, gericht op het motiveren van de ander. (I)
    C) Grondig en met oog voor detail, gericht op het helpen verbeteren van het werk. (C)
    D) Op een vriendelijke, harmonieuze manier, gericht op het handhaven van de relatie. (S)
  16. Hoe reageer je op feedback van anderen?
    A) Je ziet het als een kans om beter te presteren. (D)
    B) Je waardeert de inzichten en meningen van anderen. (I)
    C) Je analyseert de feedback en maakt een plan om te verbeteren. (C)
    D) Je luistert geduldig en probeert de feedback op een evenwichtige manier te verwerken. (S)
  17. Hoe organiseer je je werk?
    A) Je stelt prioriteiten en richt je op het bereiken van resultaten. (D)
    B) Je houdt het flexibel en open voor aanpassingen. (I)
    C) Je maakt gedetailleerde plannen en volgt ze nauwgezet. (C)
    D) Je houdt je aan vaste routines en zorgt voor een gestage vooruitgang. (S)
  18. Hoe reageer je als een collega hulp nodig heeft?
    A) Je geeft hen de middelen om het probleem zelf op te lossen. (D)
    B) Je biedt je hulp aan en probeert het probleem samen op te lossen. (I)
    C) Je helpt hen om het probleem te analyseren en een oplossing te plannen. (C)
    D) Je biedt constante steun en zorgt ervoor dat ze zich op hun gemak voelen. (S)
  19. Welke rol speel je in vergaderingen?
    A) Je leidt de discussie en maakt belangrijke beslissingen. (D)
    B) Je houdt de stemming positief en zorgt voor een goede dynamiek. (I)
    C) Je levert gedetailleerde informatie en zorgt voor nauwkeurigheid. (C)
    D) Je zorgt voor harmonie en zorgt ervoor dat iedereen zich op zijn gemak voelt. (S)
  20. Hoe ga je om met autoriteit?
    A) Je bent zelfverzekerd en uitgesproken, zelfs als je het niet eens bent. (D)
    B) Je probeert een goede relatie te onderhouden en creëert een positieve dynamiek. (I)
    C) Je respecteert regels en procedures en volgt ze nauwkeurig. (C)
    D) Je waardeert stabiliteit en probeert conflicten te vermijden. (S)
  21. Hoe ga je om met deadlines?
    A) Je stelt prioriteiten en zorgt ervoor dat alles op tijd af is. (D)
    B) Je houdt de energie hoog en zorgt voor een goede teamdynamiek om het werk af te krijgen. (I)
    C) Je maakt een gedetailleerd schema om ervoor te zorgen dat alles op tijd wordt gedaan. (C)
    D) Je blijft rustig en gestaag werken tot het werk af is. (S)
  22. Hoe reageer je op falen?
    A) Je leert van je fouten en zet ze om in succes. (D)
    B) Je blijft positief en ziet falen als een kans om te groeien. (I)
    C) Je analyseert wat er mis is gegaan en maakt een plan om het in de toekomst beter te doen. (C)
    D) Je houdt vast aan je methoden en past ze indien nodig aan. (S)
  23. Hoe benader je nieuwe ideeën?
    A) Je neemt het voortouw en implementeert ze als ze nuttig lijken. (D)
    B) Je bekijkt ze enthousiast en deelt ze met het team. (I)
    C) Je analyseert ze grondig voordat je ze in de praktijk brengt. (C)
    D) Je overweegt ze zorgvuldig en neemt ze op in bestaande procedures als ze nuttig lijken. (S)
  24. Hoe werk je het liefst?
    A) Zelfstandig, met controle over je eigen werk. (D)
    B) In een team, samenwerkend en ideeën uitwisselend met anderen. (I)
    C) In een rustige, georganiseerde omgeving waar je je kunt concentreren. (C)
    D) In een stabiele, voorspelbare omgeving zonder veel veranderingen. (S)
  25. Hoe ga je om met kritiek?
    A) Je ziet het als een kans om te verbeteren en te groeien. (D)
    B) Je luistert, maar probeert positief te blijven en de stemming hoog te houden. (I)
    C) Je overweegt de feedback zorgvuldig en maakt een plan om te verbeteren. (C)
    D) Je neemt het in, maar probeert harmonie te behouden en confrontaties te vermijden. (S)

Disclaimer

Het is belangrijk om te onthouden dat de meerkeuzevragen in deze DISC-test mogelijk niet de volledige complexiteit van je persoonlijkheid kunnen vastleggen. Deze test is een simplificatie en niet bedoeld om een diepgaand of volledig nauwkeurig beeld van je persoonlijkheid te geven. Het kan echter een nuttig startpunt zijn voor zelfreflectie.

Ontwikkel jezelf

STAR-methode

De STAR-methode is een gestructureerde aanpak om interview vragen te beantwoorden, vooral in sollicitatiegesprekken.

Teameffectiviteitsmodel

Het teameffectiviteitsmodel is een raamwerk dat wordt gebruikt om te begrijpen wat een team effectief maakt en hoe teams hun prestaties kunnen verbeteren.

Alles over leerdoelen

Leerdoelen geven richting aan het leerproces en maken het mogelijk om te evalueren in hoeverre het doel is behaald.